Denemarken komt binnen via een mailtje, een onsmakelijk mailtje, een afgrijselijk mailtje, een onvoorstelbaar gruwelijk mailtje.
Je gaat twijfelen aan het mens zijn, iets voelen voor een aantal medemensen, althans zich mensen noemend. De eerste uitdrukking wanneer je de foto’s ziet, beesten die zo iets aanrichten. Maar beesten doden om te eten, om te blijven bestaan, honger gestild en dan ergens lekker gaan liggen slapen, totdat de knaaggeluiden uit de maagstreek het weer eens noodzakelijk maken om te scoren, genoeg en niet meer en de restjes zijn voor een andere categorie, de aaseters voor de eerste restanten en de kleinsten onder de diersoorten voor het compleet opruimen der restjes. Allemaal gevoed en gelukkig, niet meer en niet minder, morgen zien we wel weer.
Nee, een stelletje Denen, afkomstig van een eiland ergens voor de kust, een eiland waar nodig eens tussen de oren gekeken moet gaan worden, voer voor de psychiaters, voor maanden, wat jaren werk.
Als bewijs dat ze inmiddels een vent zijn geworden, ballen in de broek hebben gekregen, ballen in hun hersenpan zou hier eerder op z’n plaats zijn. Wat een stel achterlijke idioten, mensen die vrij rondlopen over dat stukje land net boven de zeespiegel, stop eruit en afzinken met alles er op, heel diep. Jaarlijks vieren de tieners, de ballenkrijgers, het feit dat ze volwassen zijn geworden met het ‘ritueel afslachten’ van dolfijnen, grienden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten