Trebor's Flarden, belicht in telkens korte stukjes, verhaaltjes, anekdotes het leven, het be’leven,
op een Grieks eiland.
Soms direct, soms van veraf, soms via de media of van horen vertellen of zeggen, mond tot mond.
Als je weg bent uit de directe invloed van ooit thuis, ga je dingen anders zien, anders benaderen en
beoordelen, kritischer of soms lacherig.

vrijdag 25 februari 2011

Rekenen met een vork...


Een veel voorkomend euvel bij Griekse huizen, althans hier op Paros, is een vorm van betonrot. Bij het bouwen van de huizen is er tijdens het maken van de constructie en het plaatsen van het betonijzer geen rekening gehouden met de afstand, de dikte, van het beton aan de buitenzijde. Vlechtijzer dient minimaal drie centimeter in het beton te zitten, hebben ze ons wijs gemaakt, maar bij vele huizen is dit soms niet meer dan een centimeter. Door de jaren heen komt er dan vocht bij het ijzer en gaat het roesten, jaar na jaar telkens weer een beetje meer met alle gevolgen van dien. Scheuren in de muren, de kolommen en de lateien en op sommige plaatsen het uit elkaar vallen van het beton. Tijd om er toch maar eens iets aan te gaan doen, want anders wordt het erger en erger. Totdat de buurman of buurvrouw een valhelm moet gaan dragen bij het passeren van de voorgevel, vallend gesteente, sneeuwbuien van betongruis, van alles komt er vanaf boven neergedaald.

Tijdens een wandeling langs de boulevard werd ons de oplossing voor het probleem op een presenteerblaadje aangeboden. Bij Hotel Paros, de eigenaren vrienden van ons, stond een truck met zo’n bakje erop, zo’n ding waar de gemeente de kapotte lampjes van de lantaarnpalen mee vervangt. Dit ding kon makkelijk tussen de stroomkabels van de DEH door bij onze gevel komen en hoefden we niet telkens stellingen te bouwen. Tijd en dus kosten besparend werken met dat zwevende werkplaatsje. Volgens onze vrienden werkte de man, de eigenaar van het handige apparaat, keurig netjes en secuur. Een afspraak was snel gemaakt om de zaak in ogenschouw te komen nemen en een prijs af te geven voor de klus. Yannis, de masteros, had de zaak eens bekeken, maar kon niet zomaar een prijs afgeven, eerst moest de zaak worden opengehakt om te kunnen zien hoeveel en hoe lang hij dan nodig had om de gevel te repareren. Oké, graag zo snel mogelijk, dan hebben we het maar gehad. Zo gezegd zo gedaan en in een drie uurtjes tijd werd ons voorgeveltje ontdaan van het loszittende beton en pleisterwerk en verschenen de geroeste bijelkaarhoudertjes, het betonijzer, aan de oppervlakte.
Zo de eerste fase van de operatie was afgerond, een zooitje eerste klas, overal lag puin en kalk en nu op naar fase twee.
Het bewerken van het betonijzer met ‘goud’, zou later pas blijken, met een rode poeder aangelengd met water. Het leek gewoon op rode menie, van die rommel die je altijd eerst even op iets van ijzer smeert voordat je gaat verven.
Dan komt fase drie, de fase waarvoor je beter een paar dagen met vakantie kan gaan. Berg je voor die fase, een kledderzooitje, het leek wel een spelletje cementwerpen zonder doel.
Na eerst een ‘vocale hindernis’ van de buurman te hebben genomen, al vroeg in de ochtend, in verband met de opgerichte blokkade in de straat, het wagentje met bakje. Net voor de ingang van de poort van onze wasmachine- en stofzuigerreparateur, ‘Piet Miele’. Vriendelijkheid kent geen tijd en begrip voor wat er wordt gedaan is er al helemaal niet, ik wil erin of eruit en dan haal je dat zwaaiding maar even weg.
Bakken met cement werden er naar boven gedragen door een stel door Yannis ingehuurde jongens uit Afghanistan, om vervolgens met troffels tegelijk tegen het blootgelegde betonijzer te worden gesmeten. Overal zag je kledders cement vliegen, tegen de ramen, de deuren, de parabool van de buren op het dak van het kleine huisje, over de planten en op de veranda en de straat, alles was cement. Er werd meer gemorst dan tegen de gevel geplakt. En dan schoonmaken die zaak, even wachten tot het ietsje is aangedroogd en dan de bezem er door voor de eerste hoos aan cement en daarna rustig met water de laatste resten wegspoelen.
Een grote stroom van cementwater liep door de straat richting de ‘rivier’, de doorgaande weg. De buurvrouw in aantocht, snater op vol open en maar klagen, dat het straks ging stuiven als het water was opgedroogd of verdampt, cementpoeder zou dan bij haar naar binnen waaien. Voor de zekerheid toch maar een beetje extra ‘gedweild met de kraan open’, de straat aangeveegd tot aan de ‘rivier’, zodat het cement geen kans kreeg om te blijven steken, halverwege, ter hoogte van haar entreepartij, de toegang voor een vriendelijk instuivend ras. Gezellig zo met z’n allen, maar niemand die nu eens de opmerking maakte, zo dat knapt op, ja, onze Hollandse overbuurvrouw en de buurman van een straat verder, de man van de port police. Maar ja, die kennen we goed, dat scheelt natuurlijk.


Tussendoor, tijdens een kop koffie of een biertje, hadden we al een aantal malen eens even voorzichtig geïnformeerd of Yannis al enige inzage kon geven in de komende kosten voor de totale klus. We hadden inmiddels al twee maal een voorschot betaald, maar de ‘final price’ kwam maar niet. Mede door het plotseling overlijden van zijn broer op Antiparos, kwam het afgeven van de prijs er ook niet van en werd het uitgesteld tot aan het einde van de hele zaak.

Twee dagen rust, twee dagen geen gekledder, harden moest dat cement voordat de tweede laag er overheen zou worden gesmeten, weer een zooitje. Maar aan het einde van de dag, zo rond een uur of één, als de heren vertrokken, want er was inmiddels een tweede masteros, eveneens een kampioen in het cementwerpen zonder hindernissen, op de klus verschenen. De Afghaantjes konden de puinhoop opruimen en zij gingen richting taverna voor een welverdiende lunch met bijbehorende hoeveelheden alcoholische versnaperingen. Zo rond een uur of drie, half vier, rolden ze walmend de straat in om het voertuig met zwaaibak richting parkeergelegenheid te dirigeren. Dit gaf menigmaal komische taferelen, roer recht en achteruit de straat naar beneden, leverde nogal wat problemen op. Deze tocht werd bijna dagelijks een ware kermisattractie, de botsautobaan met her en der een muurtje waar de groeven ingeslepen zijn door wat uitstekende delen aan het wagentje.
Net om de hoek, in de ‘rivier’ is tijdens één van de dagen een muurtje spontaan vanuit verticale positie, de normale stand gezien de functie van dit soort bouwwerken, veranderd in een horizontale, met daarbij een hele grote verdenking in de richting van de stuurmanskunst van onze masteros.
Op naar de één na laatste fase, de witte stuclaag over het beton, maar gelukkig voor ons, voorafgaand aan deze fase kregen we wat tijd om te recupereren, maar liefst vier dagen geen rondvliegend grijs spul. En dan is het beton hard genoeg, genoeg gedroogd voor de komende strijd, de witte delen beginnen te vliegen, van links naar rechts en zeker van boven naar beneden, zonder zich ook maar iets aan te trekken van wat er staat, groeit of beweegt, bijna nog erger dan het cement. Maar het vooruitzicht dat dit de laatste keer is dat we zo’n kledderzooi op moeten ruimen maakt het dragelijk, al bijna gewoon.

De gong gaat, lunchtijd, en de strijd is gestreden, althans de smijtwedstrijd van kalk, want nu nog even de ‘cleaningparty’. De masterossen verdwijnen richting dis en drank en de laatste der Mohawikanen, onze Abdul, gaat driftig aan de gang om het overal gesmeerd zittende witte spul te verwijderen. Zo rond een uur of half vier kan het sein ‘cement en kalk meester’ worden gegeven en is de klus geklaard.
Een uurtje later komen de heren terug na genoten geneugten voor het ophalen van het voertuig, de botsauto in speciale uitvoering. Nog één keer de stuurmanskunsten van, in dit geval de andere masteros, te mogen aanschouwen en hem eveneens met zwenkende wielen, net niet alles rakend af zien te zakken richting ‘rivier’. Zo dat was het en nu nog de rekening, maar die zien we morgen wel verschijnen, denken we.

Geen enkel probleem, de andere dag, ongeveer op lunchtijd, de rekening. Boem, die kwam binnen, echt binnenzetten, een rekening die er niet om loog, zevenduizend eurootjes voor een klusje van alles bij elkaar vijf dagen, wat vijf maal een halve dag. Belachelijk, volgens ons had Yannis eerst een flesje of tien bier gedronken en toen heeft hij minimaal alles maal twee vermenigvuldigd. Een rekening, handgeschreven, geschreven met de vork van de zo juist genoten maaltijd bij Apostolis, een maaltijd lekkere vis, dus een vette rekening met nog net niet de vetvlekken erop.
De auto met het zwaaiende bakje, vijf dagen voor de deur verschenen en slechts vier dagen gewerkt, in verband met z’n broer op Antiparos, wordt berekend over een totaal van elf dagen, droogtijd vergoeding. Elf dagen maal driehonderd euro, drie en dertighonderd euro alleen voor ’n bakkie, wat een bak. Daar komt nog bij, de hamer, de echte Bosch hamer voor het bewerken van het beton, twee dagen, per dag honderd euro. Drie uur en nog eens twee uur voor de laatste stukjes, zo’n vijf uur totaal, is maar liefst veertig euro per uur, daar heb je bijna een nieuwe voor. Vier van deze klussen en de investering is er uit. We hebben geen vergoeding kunnen vinden voor het gebruik van de troffels, emmers en cementbakken. Ergens verspreid over het kladje stonden nog wat werkuren en een bedrag voor de Afghaantjes van honderd vijftig euro, vijf dagen maal zo’n zeven uur per dag. De eerste twee dagen twee man en daarna de laatste drie dagen alleen Abdul, dat is dus vier mandagen plus drie mandagen, volgens mijn berekening dus zeven mandagen maal dertig euro per dag, twee honderd en tien euro en geen honderd vijftig, een slip van de vork in ons voordeel. Nergens op de rekening was er ook maar iets te vinden over de gebruikte materialen, zakken cement en zakken met kalk.
Er stond slechts één post op van gebruikt spul, maar dat was de klap op de vuurpijl, achthonderd euro, ja echt waar, acht honderd voor de menie, de rode voor op het ijzer. Een lijntje cocaïne is goedkoper en waarschijnlijk heb je er dezelfde hallucinaties van, acht honderd euro, is Yannis dronken, stoned of allebei, maar een dwangbuisje en afvoeren naar Antiparos en nooit meer van het eiland af of terug naar Athene en nooit meer het eiland op.
Toevallig hadden we het merk van dat ‘lijntje’ opgeschreven om mogelijk bij een speciale keramiekproductie er wat mee te doen en zo wisten we waar deze ‘rode coca’ vandaan is gekomen. Ferroseal van Isomat staat nu garant voor elke actie die geld zou kunnen kosten als, ‘kijk uit acht honderd euro en niet minder’. Koffie? Gelijk afrekenen graag, acht honderd.
Buiten elke proportie dit bedrag, je reinste oplichterij, belazeren de kluit en daarbij niet in de gaten hebbend dat we dat eens even na zouden trekken. Direct via Google aan de gang, elke drugsbestrijdingorganisatie zouden we daarvoor kunnen benaderen, ‘rode poeder gelijkend op cocaïne’, in prijs dan. Wat is de oorsprong, wie levert en wat kost het per kilo, simpel en duidelijk voor elke leverancier, in Thessaloniki, de importeur van Isomat producten. Bellen, heel aardige man aan de andere kant van het lijntje, gezien de prijs van het product zou ik ook uiterst klantvriendelijk reageren, business is business, zeker wanneer er de marge opzit die nu gaat komen. De man veranderde niet, de enige opmerking die hij maakte was, na het vernemen van het verschil in prijs tussen waar hij voor levert en waarvoor ons masterosje doorlevert, ‘ga direct naar de politie’.
Ga zitten, neem een borrel, twee of drie mag ook, want aan het einde van deze calculatie bent u dronken of stoned van verbazing, het product heeft een verkoopprijs voor Isomat en dus inkoopprijs voor onze Yannis van maar liefst vier euro en vier en vijftig cent exclusief de VAT, dat is hier éénentwintig procent. Ik wil het niet eens exact uitrekenen, maar laat ons dombootje nu eens vijf kilo hebben gebruikt, dat is alles bij elkaar iets meer dan vijf en twintig euro aan ‘rode coca’. Achthonderd, aangebracht door een Afghaanse hardwerkende en onderbetaalde Abdul, oplichterij, afzetterij, noem het zoals u wilt maar wij  zijn er mee klaar.

De gedane aanbetalingen, achttienhonderd en nog eens tweehonderd extra leek ons wel genoeg voor de klus.
Twee duizend wilde hij nog, wij één maximaal en als hij dit niet wilde accepteren, dan maar naar de rechtbank, duurt jaren en kost je een vermogen, dus take it or leave it en héél hard wegwezen.
Mocht de rechter zijn kladje onder ogen krijgen en de werkelijke gewerkte, aanwezige uren, dan zou de man of vrouw direct in een lachbui schieten, waardoor de rechtzaak minimaal voor zes maanden verdaagd zou worden, allemaal onder invloed van een ‘lijntje rode coca van duistere en overgecalculeerde kwaliteit’, van draaiende bakjes voor een teveel aan dagen en als klap op de vuurpijl; illegale Afghanen zonder afdracht aan de IKA.
De duizend gekozen, als eieren voor z’n geld, tegen finale kwijting, getekend en wel, dus alle afdrachten voor zijn rekening. Een vaarwel met een slap handje van Yannis, een soort van alsmaar rokend dood vogeltje, en een het ga je goed, want het was verder een reuze aardige vent, vriendelijk en netjes.

Mooie klus, dom gerekend en zijn glazen ingegooid voor uren en uren werk op het eiland. Het zijn en blijven stukadoors, kledders, maar ze leveren wel goed werk af en zouden dus tegen een ‘Parostarief’ goed geld kunnen verdienen. Waarbij de mond tot mond reclame als een driftige tamtam zou werken, nu hangen er zwarte rookwolken boven zijn hoofd, terug naar Athene is z’n enige uitweg, maar de andere masteros, eveneens een vakman, woont op Paros en ziet dus zijn goede naam en faam door de samenwerking met z’n zwager langzaam in ‘rood’ opgaan.

Ons huis perfect gerestaureerd, teveel betaald, zelfs na de compromis van duizend euro – alles tezamen was het dus achtentwintig honderd euro – en een ervaring rijker, een lesje dat je altijd vooraf, vooraf dus, een prijs af moet spreken en ze daar aan houden.

Je bent nooit te oud, te dronken of te stoned om te leren, zeker niet in het Griekse.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten